o Beijer & Osten | new deal

Rotterdam, maart 2014

gemeenten werken toe naar new deal

De geschiedenis leert dat in tijden van crises mensen vastigheid zoeken in regels, controle en vastigheid. De angst om te verliezen wint het van de kans om iets nieuws te creëren. Dat geldt ook voor de overheid. Ze heeft de neiging zich naar binnen te richten, probeert zoveel mogelijk bordjes overeind te houden (‘we gaan het slimmer doen’; ‘meer met minder’; één regisseur’) en wordt strikter op de regels (hogere boetes, strafbaarheid van asielzoekers). En als het echt niet meer kan, dan leven we opeens in een participatiemaatschappij.

Er is al langer sprake van een kanteling in het overheidsdenken. De maakbaarheid van de samenleving staat al sinds de jaren ’80 onder druk. Naarmate de samenleving verder fragmenteert, vermindert de bindende rol van de overheid. Gedragen overheidsbeleid maken is steeds moeilijker. Voor de strategische ambtenaren en politici reden om dat ideaal van de maakbare samenleving op te geven en zich te richten op de faciliterende samenleving. Aanvankelijk met het bedrijfsleven, langzaam aan ook met burgers. Burgerkracht is de nieuwe trend. Meer ruimte voor eigen initiatief. Op zich een beweging die logisch voortkomt uit de bovengeschetste ontwikkelingen. Ontwikkelingen die zijn ingehaald door de crisis, helaas. Want als burgerkracht gepresenteerd wordt als redmiddel in tijden van bezuinigingen, is die inzet op burgerkracht weinig kansrijk. Terwijl het principe wel deugt...


Franklin Delano Roosevelt belooft in 1933 ‘a new deal for the American People’. Wars van dogma’s, ideologie of een eenduidige politieke koers keert hij zich tegen monopolies en overmatige overheidsregulering (hij stopte bijvoorbeeld de drooglegging van alcohol) en kiest hij voor samenwerkingsverbanden om de economie te stimuleren. Zo komt hij tot een gedragscode voor werkgevers, werknemers en de overheid.


Zichtbare gevolgen

De combinatie van crisis, maatschappelijke ontwikkelingen en kanteling in overheidsdenken komen de komende tijd op het bordje van de gemeenten te liggen. Meer voor minder lijkt het devies. Gemeenten gaan daar verschillend mee om. Er zijn gemeenten die kerntakendiscussie voeren en tot rigoureuze keuzes als het sluiten van een museum of halvering van diensten. Andere gemeenten kiezen voor verdeling van de pijn. Onvermijdelijk wordt een deel van die pijn bij burgers gelegd. Naast lastenverzwaring ondervinden burgers minder diensten en minder dienstverlening. Dat geldt voor de zorg, de dienstverlening aan het loket en in het onderhoud aan straten en parken.

 

Het meest zichtbaar is deze ontwikkeling in de openbare ruimte. Net als in de zorg is de openbare ruimte al langer niet meer ‘van ons’, maar van de overheid. Beide partijen lijken dat beeld te omarmen, trouwens. De burger is opgegroeid met het idee dat hij van het plantsoen moet afblijven en de gemeente moet bellen als er een stoeptegel scheef ligt. En vindt dat maar al te logisch… Hij is gewend aan een gemeente die regel boven relatie stelt. ‘Ruimdenkende’ gemeenten zie je het beheer van rotondes intussen aanbieden aan het bedrijfsleven in ruil voor wat reclame. Grote gemeenten stellen een deel van het budget open voor burgerinitiatieven (denk aan de vrije ruimte in wijkbudgetten, bijvoorbeeld in Utrecht en het Stadsinitiatief in Rotterdam). Het is een manier om burgers (weer) deelgenoot te maken.

Met Knevel de vloer aanvegen

In onze ogen is deze beweging een voorzichtig begin van een onomkeerbare werkwijze. Want hoe de financiën de komende jaren zich ook ontwikkelen, gemeenten zullen moeten instellen op een andere tijd en een andere omgang met de buitenruimte en de bevolking. Willen we onze openbare ruimte op niveau houden, dan zal de gemeente een stap moeten maken. Vaker handen af voor de gemeente, en handen uit de mouwen voor de inwoners. Zwerfafval ruimen, groenstrookjes bijhouden, bladruimen, straatvegen, straatmeubilair bijhouden, bellen bij bijplaatsing, verkeerd aangeboden grofvuil of zelfs burgerwacht spelen: het zijn taken die betrokken burgers redelijkerwijze kunnen overnemen. En soms ook graag willen overnemen.

Al te rigoureuze stappen maken daarbij weinig kans. Een participatiemaatschappij moet je opbouwen. Een al te snelle switch van bepalend naar loslatende overheid maakt de gemeente ongeloofwaardig. En voor de burger is er vooralsnog geen directe reden die nieuwe rol aan te nemen. En dan nog: dé burger bestaat niet. De burgerschapstijlen van Motivaction laten dat in de meest eenvoudige versie zien: wie met Andries Knevel de vloer wil aanvegen moet met andere argumenten en benaderingswijzen komen dan wie bijvoorbeeld de Gordons, Ma Flodders en Floortje Dessings van deze wereld mee wil krijgen.

 

Wie schoffelt, bepaalt

Het is tijd voor een New Deal. Een New Deal voor een schone buitenruimte. Een deal waarin gemeente het voortouw neemt voor een hernieuwde relatie met de burger. Een relatie gebaseerd op gelijkheid en samenwerking. Met een overheid die burgers verleidt tot participatie. Die ruimte geeft voor eigen inbreng. Die minder regels stelt, maar die, vooruit dan maar, wel strak handhaaft. Die contracten aangaat gebaseerd op gedeeld belang. Wat de gemeente daarvoor moet doen is op papier niet zo ingewikkeld. Het helpt:

  • dat ze het idee omarmt dat ze er niet alleen voor staat (bedenk hoe in plaats van doe!)
  • om beleid en werkwijze af te stemmen op deze nieuwe werkelijkheid
  • om inwoners en ondernemers te betrekken in de afwegingen die spelen
  • hen te motiveren om mede invulling te geven aan een deel van het beheer
  • verwachtingen over en weer helder te houden
  • inwoners van geschikte middelen voorzien en te ondersteunen in de uitvoering
  • om duidelijk te maken wat de gemeente zelf wel doet en op welk (schoonheids)niveau.

 

Al te rigoureuze stappen maken daarbij weinig kans. Een participatiemaatschappij moet je opbouwen. Een al te snelle switch van bepalend naar loslatende overheid maakt de gemeente ongeloofwaardig. En voor de burger is er vooralsnog geen directe reden die nieuwe rol aan te nemen. En dan nog: dé burger bestaat niet. De burgerschapstijlen van Motivaction laten dat in de meest eenvoudige versie zien: wie met Andries Knevel de vloer wil aanvegen moet met andere argumenten en benaderingswijzen komen dan wie bijvoorbeeld de Gordons, Ma Flodders en Floortje Dessings van deze wereld mee wil krijgen.

Geen gemakkelijke taak, zeker niet voor een politicus of ambtenaar die gewend is zelf invulling te geven aan het beheer en een inwoner tegenover zich weet die dat heel normaal vindt. Het vraagt een ommezwaai die de politie eind jaren ’90 maakte met de introductie van de wijkagent. Toen moesten blauwe dienders spilfunctionarissen worden in de wijken. Een proces dat even geduurd heeft. De gemeente kent de wijkmanagers en participatie-ambtenaren met vergelijkbare kwalificaties in het werkpakket. De kwaliteiten zijn al wel in de gemeente, maar dat lijkt vaak niet voldoende. Het moet een kernkwaliteit worden van alle ambtenaren, vergelijkbaar met de wens dat alle ambtenaren communicatievaardig zijn.

 

Draagvlak als uitdaging

Want dat is misschien wel het lastigste onderdeel van dit proces: het meekrijgen van inwoners. Ervaring met overheidscommunicatie leert dat een aantal dingen kan helpen. Een band opbouwen met straat of wijk. Een duidelijke keuze voor de doelgroepen die je benadert. Ingesleten gedrag doorbreken. Wederkerigheid inbouwen. Concreet zijn in je vraag of boodschap. Robuust zijn in je doelstelling. In contact blijven, ook als jouw doel bereikt is. Om er een paar te noemen.

Maar daarbij ben je er nog niet. De ervaring leert dat de ambities in dit soort trajecten beperkt moet zijn. Vaak zie je dat de behoefte van de gemeente niet de behoefte van de burger is. Soms is dat een kwestie van tijd: het is nu nog schoon; de gemeente wil het nu en dat komt me nu niet uit. Soms een kwestie van onderhandeling: de burger begrijpt dat áls hij het eenmaal overneemt, de taak niet meer terug richting gemeente gaat (eens gegeven, blijft gegeven). En soms is de meerwaarde van het overnemen gewoon niet duidelijk voor die burger (wat brengt ons dat dan?). Het vraagt dus tijd, meer tijd dan de bezuinigingstaakstelling lief is.

 

New Deal schoon

De kern van een New Deal is dat de sturende regelgeving van de overheid wordt losgelaten én dat de burger een grotere eigen verantwoordelijkheid neemt. Daar staat een afspraak met de gemeente tegenover. Bijvoorbeeld over minimale eisen en frequentie en over de manier van afstemming met de rest van de straat. Alleen zo krijgt de gemeente gedaan wat er al langer aan zat te komen: de terugtredende overheid. Nu nog de overnemende burger....

 

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Ramona van der Haar van Kwintes Communicatie. Ramona en Alex werkten vier jaar samen voor Gemeente Schoon bij het betrekken van inwoners bij het schoonhouden van de straat.